Mijn nieuwe rol: lerarenopleider

“Een talent is iets wat onlosmakelijk met je verbonden is. Als je er geen gehoor aan geeft, ga je daar last van ondervinden. Zoek dus altijd een manier om je talent in te kunnen zetten.”
Deze wijze raad en andere kijk op het woord, kreeg ik tijdens een masterclass Persoonlijk Leiderschap en heeft me destijds al erg geraakt. Die masterclass viel ook ongeveer samen met de eerste weken in mijn baan als schoolleider, het moment waarop ik het lesgeven op mijn school achter me zou laten.
Mijn talent (in deze betekenis van het woord) is lesgeven en hoewel ik mijn baan ontzettend leuk vind en daar ook heel veel energie uit krijg, begon het wel steeds meer pijn te doen, dat ik mijn talent min of meer niet gebruikte. En dus moest ik op zoek naar manieren om mijn talent toch in te kunnen zetten. En die heb ik gevonden.

Vandaag twee weken geleden had ik mijn eerste ervaring in een nieuwe rol: lerarenopleider. Deze manier past beter dan lessen op mijn eigen school geven, bovendien sluit dit aan bij mijn studie onderwijskunde. En het is iets waar ik al lang over droomde.

Mijn eerste module heet Diversiteit en Onderwijzen en is voor derdejaars studenten. Dat van die diversiteit klopte wel ongeveer, want de lesdag was nogal divers qua onderwerpen: onderwijsconcepten, TOPOI, een schokkende gebeurtenis en spijbelen. Hoe maak je daar een mooi geheel van? Bovendien wist ik over die studenten niet zo veel: een namenlijstje en de informatie dat de studenten van allerlei vakken afkomstig zouden kunnen zijn (van Nederlands, tot verpleegkunde tot LO). Schat dan maar eens de beginsituatie in. 

De voorbereiding vond ik lastig: NCOI geeft een voorzet over hoe je de les kunt indelen. Mij leek het nogal veel voor op één dag en ik zag dat de studenten (en ik ook) veel leeswerk moesten doen. Uit mijn eigen ervaring (dan is het fijn “eigen kweek” te zijn) weet ik dat lang niet alle studenten hun voorbereiding helemaal volgens de richtlijnen doen, omdat ze werk en studie (en een leven 😉) combineren. Maar dat is moeilijk in te schatten: wat hebben ze dan wel en wat niet gedaan? En hoe verhoudt zich dat tot mijn les?

Tweede punt uit de voorbereiding: ik heb me voorgenomen elke les digitale middelen te gebruiken om daarmee studenten te laten ervaren hoe je daarmee je les kunt verrijken (of juist niet). Het is bovendien een onderdeel van deze module (voor een  andere lesdag). NCOI had hiervoor nu geen opties in de voorbereiding opgenomen.

Ik paste de lesdag daarom aan en probeerde dat op een manier te doen, waardoor we weinig hinder zouden hebben van de slechte voorbereiding van sommige studenten, maar wel zo dat degenen die wel hadden voorbereid er geen last van zouden hebben.

Een voorbeeld: in de huiswerkopdrachten stond dat de studenten een pitch moesten voorbereiden over een onderwijsconcept of -profiel. Ik verwachtte 9 studenten (er bleken er 8 te komen), dus dat zou 9 keer 5 minuten zijn. Dat zou uit kunnen draaien op 45 minuten pijnlijke stilte, als niemand dat had voorbereid. Ik bedacht dus een alternatief. 
Tijdens het voorstelrondje bleek dat inderdaad de meesten wel de literatuur gelezen hadden, maar de opdrachten niet hadden voorbereid. Maar ook: twee studenten gaven aan te werken op een school met een uitgesproken concept/profiel (Vrije School en technasium). Na een korte uiteg over de verschillen tussen concept en profiel, heb ik hen gevraagd iets meer over hun school te vertellen. Vooral over de Vrije School bleken wat misverstanden te bestaan. Vervolgens zette ik de studenten aan de slag met Quizlet Live, waarin ze de verschillende concepten/profielen aan de juiste omschrijving moesten koppelen. Ik had er zelf een aantal aan toegevoegd, die niet in het boek voorkwamen. 

Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet verwacht had dat dit zo goed zou uitpakken. Deze studenten krijgen geen "so" over deze stof, dus de inzet van dit middel was wat gewaagd. Toch ontstond er iets moois: anders dan bij pubers, die woordjes moeten leren (veel gegil en snel invoeren zonder veel overleg), gingen de studenten echt in gesprek over de opdrachten. Terwijl dus toch het spelelement overeind bleef. In het mooie gesprek na afloop bleek dat geen van de studenten deze tool kende. Een aantal zou het gaan inzetten in de les, maar (en dat vond ik een eye-opener voor mezelf) er was ook een student die aangaf dit een heel onprettige werkvorm te vinden. Daar had ik nog nooit over nagedacht: een leerling/student kan ook veel stress ervaren bij een dergelijke werkvorm. Geen reden om het niet te gebruiken, naar mijn mening, maar wel iets om rekening mee te houden (zeker in klassen met kinderen met ADHD en ASS, die snel overprikkeld raken). 

Een tweede voorbeeld: de studenten moesten een casus meenemen uit hun eigen praktijk met betrekking tot spijbelen. Uit mijn eigen studententijd (lang geleden), maar ook uit de praktijk van mijn eigen school, weet ik dat dit voor studenten geen gemakkelijke opgave zou zijn. Meestal houden vakdocenten, laat staan studenten, zich weinig bezig met dit soort problematiek. Ik verwachtte dus ook hier weinig input van de studenten (al was dat dus om een andere reden) en heb daarom drie heel verschillende casussen uit mijn eigen school, geanonimiseerd en wat vereenvoudigd uitgeschreven. De studenten heb ik daarover 4 vragen gesteld, die ze in groepen in twee rondes moesten beantwoorden (variant op werkvorm wereldcafé) op een flap. In de vragen moesten ze de begrippen uit de bestudeerde literatuur toepassen op de casussen. Daarna hebben we de flappen opgehangen en besproken. Er was dus steeds een groep die de casus nog niet gezien had, toen hij werd opgehangen. Er ontstonden mooie gesprekken over de casussen, die mij ook weer iets leerden. De blik van een ander maakt dat ook je eigen inzicht kan worden bijgesteld. 
Het was een mooie eerste lesdag, ook de andere onderdelen van de dag pakten naar mijn gevoel goed uit, al waren er ook verbeterpunten natuurlijk. Zo had ik geen rekening gehouden met de beperking van verschillende devices (op mijn iPhone zit standaard een QR-code scanner in de camera, dat blijkt bij Android niet zo te zijn), was de dag inderdaad te vol en heb ik daardoor een onderdeel niet behandeld (wel kort besproken), vind ik dat ik niet alle onderwerpen evenveel diepgang heb kunnen geven en worstel ik toch een beetje met hoe ik om moet gaan met de wisselende voorbereiding van de studenten. Bovendien moet ik mijn idee van “dat ga ik erbij doen”, ook wel een beetje bijstellen: het kost me behoorlijk veel tijd alles goed voor te bereiden, veel meer dan verwacht. 

In het kader van “practise what you preach” stelde ik drie vragen voor de exit-tickets: wat neem je mee naar je eigen praktijk, welke vraag moet ik volgende keer behandelen en heb je een tip en/of top voor mij? Ik kreeg er mooie reacties op en het bevestigde wat ik de hele dag heb gevoeld: er hing een fijne sfeer en de studenten waren erg betrokken bij de les. Uit de exit-tickets bleek dat vooral waardering voor de voorbeelden uit de echte praktijk en de tips over digitale middelen dankbaar werden meegenomen. De vraag voor de volgende keer? Dat was voor iedereen dezelfde: aandacht voor de eindopdracht. Daar moesten de studenten zelf ook een beetje om lachen: iets met teaching to the test…
Al met al ben ik blij dat ik "mijn talent" weer kan inzetten en daarbij ook weer zelf aan het leren ben, ook al is het dan maar één zaterdag in de maand. 



Reacties