Die ene leerling

Liesbeth Breek deed een oproep op Twitter (https://twitter.com/LiesbethBreek/status/957368167713697792) en hoewel ik niet genoemd werd, werd ik er wel door getriggerd. Ik hoefde ook niet lang na te denken over welke leerling dat was.

Het was het eerste jaar van onze mavo-havo-klassen en hij was wat nu een “leerling met een ondersteuningsbehoefte” zouden noemen. Wat er precies met hem aan de hand was, dat weet ik niet meer, maar hij maakte moeilijk contact met andere leerlingen, had hij een flinke verbaal-performaal kloof en met hem was ook een flink pak papier met allerlei onderzoeken, handelingsplannen en beschikkingen binnen gekomen.

En hij zat in mijn klas. Ik wist nog vanuit de aanname-commissie dat we het best spannend vonden, deze jongen in die verse mavo-havo-klas. Zou het wel goed gaan?

De eerste les Engels op de middelbare school vinden kinderen meestal echt leuk, maar ook wel spannend. Ze zijn niet gewend dat de docent voortdurend in het Engels spreekt en durven nauwelijks iets terug te zeggen. Door de grote verschillen waarop Engels op de basisschool wordt ingevuld, beginnen we toch nog altijd bij de basis. Korte eenvoudige zinnetjes, de vormen van “to be” en de persoonlijke voornaamwoorden. En daar zat hij. Hij vertelde me tijdens een van de eerste lessen al dat hij Harry Potter leuk vond, alle boeken al gelezen had, en nu bijna klaar was met the Lord of the Rings. Nee, niet in het Nederlands, hij las ze in het Engels. 

En ik stond met mijn mond vol tanden. Wat kon ik deze jongen nog leren? De stomme standaardzinnetjes waren veel te flauw voor hem. De teksten uit het boek een lachertje. De proefwerken a piece of cake. Hoe kon ik deze jongen uitdagen? 

Van de vier jaar, die hij bij ons op school zat, had ik hem drie jaar in de klas. Ik deed mijn best hem materiaal te geven op zijn niveau, maar hij moest natuurlijk (?) wel gewoon de proefwerken maken. Ik was dol op hem, voerde leuke gesprekken met hem in het Engels en we deelden een gevoel voor Britse humor. Soms maakten we samen we een grap, waarvan we wisten dat “de rest” het toch niet kon volgen. Vanwege de problemen bij wiskunde mocht hij niet naar de havo na de tweede klas, gelukkig kon hij er met zijn mavo-diploma  na vier jaar wel terecht. Als we vakgroepoverleg hadden met de havo-school, kwam hij steeds ter sprake: inmiddels was hij beter dan de juf die op vwo lesgaf. Ook zij kon hem niets meer leren, zij wel van hem. 

Deze jongen heeft me laten zien dat het Nederlands onderwijs, met zijn jaarklassensysteem en docent-  en methode-gestuurd onderwijs lang niet altijd recht doet aan de talenten van kinderen. Natuurlijk had ik wel vaker leerlingen, die goed waren in Engels (zelfs native speakers), maar niet eerder had ik er zo veel last van dat we een leerling tekort deden. Misschien is dat wel het moment geweest, dat ik mijn aandacht verschoof van leerlingenzorg (ik was zorgcoördinator) naar onderwijskunde. In ieder geval ben ik gaan zoeken naar hoe het dan wel kan en moet. Daar ben ik overigens nog steeds niet echt uit. Wel heb ik me vanaf dat moment ingezet om op mijn school een andere weg in te slaan. Nee, we zijn er nog lang niet op Effent, maar elke reis begint met een eerste stap. En die eerste stap is gezet en er is wat mij betreft geen weg terug. 

Naar aanleiding van dit stuk is op 6 december 2020 een stuk in de Volkskrant verschenen:

Reacties